Toelichting quizvragen

Vraag 1: Realiseer je dat het gedrag van mevrouw niet persoonlijk is. Erken haar verdriet, luister naar haar, maar ga niet teveel in het verdriet mee, reageer met compassie. Laat weten dat je haar hoort en ziet. Hierna kun je kijken wat ze verder nodig heeft en daarop (mogelijk) inspelen.

Vraag 2: Probleemgedrag is gedrag dat gepaard gaat met lijdensdruk of gevaar voor de persoon met dementie of voor mensen in zijn omgeving. Een belangrijk doel is om de lijdensdruk te verminderen. Bij deze vraag had het gedrag van de bewoner invloed op de mantelzorger.

Vraag 3: GRIP is een manier om gedrag in beeld te brengen, hierbij maak je o.a. gebruik van het GRIP analyseformulier zorg en is het van belang om met het team eenduidig en helder te rapporteren in het cliëntdossier.

Vraag 4: Door met compassie in gesprek te gaan over het waarom, voelt meneer zich begrepen en gehoord. Je kunt op deze wijze beter achterhalen wat de behoefte is die achter het gedrag van meneer zit en bepalen welke (re)actie hierop het beste aansluit.

Vraag 5: Bij claimend gedrag onderzoek je samen met het team welke behoefte onder dit gedrag zit. Dit doe je door het gedrag en de cliënt te observeren en jouw bevindingen met behulp van de SOAP methode te rapporteren in het cliëntdossier. Maak afspraken met het team over het verdelen van de aandacht voor deze cliënt en bespreek deze casus zo nodig in de gedragsvisite.

Vraag 6: Bij de diagnose depressie is het niet altijd goed om iemand te betrekken bij sociale activiteiten. Bespreek met de poh-er(huisarts) en/of gedragsconsulent welke aanpak het beste aansluit bij de behoeften van de cliënt met depressie en pas hier de aanpak op aan.

Vraag 7: Iemand met vergevorderde dementie heeft nog steeds behoefte aan aandacht, troost en verbinding. Ook als het niet meer goed mogelijk is om dat duidelijk te maken. Hoe minder je naaste duidelijk kan maken, hoe belangrijker het is dat je dit als partner, familie en vrienden doet. Blijf daarom op bezoek gaan.

Vraag 8: Het herkennen en bevestigen van de gevoelens van de ander en zeggen dat die gevoelens waar zijn, dat is waar het om draait bij het interventietype validation.

Medewerkers proberen op adequate wijze te reageren op de gevoelens van de cliënt. De medewerker gaat als het ware mee in de belevingswereld van de cliënt. Daarbij is het van belang goed op te letten dat gevoelens van de cliënt niet geforceerd worden. De medewerker stelt zich in op de gevoelens die door de cliënt zelf geuit worden en gaat daar met respect mee om.

Video
Contact

Verstuur