Meneer Wapenaar is na een heupoperatie opgenomen op jouw afdeling. Direct na aankomst geeft meneer aan niet gemotiveerd te zijn om te herstellen. Hij wil zo snel mogelijk weer naar huis. In het ziekenhuis is er vastgesteld dat er sprake is van lichte cognitieve stoornissen, mogelijk als gevolg van langdurig en intensief alcohol gebruik. Bij meneer is in het verleden de diagnose borderline persoonlijkheidsstoornis gesteld. Hij heeft ook depressieve gevoelens en raakt snel in paniek. Meneer geeft aan dat het van hem allemaal niet meer zo hoeft. Als een situatie anders verloopt dan meneer Wapenaar zelf in gedachten heeft, dan reageert hij nerveus en schreeuwt tegen omstanders dat ze weg moeten gaan. Ook kampt meneer Wapenaar met gevoelens van achterdocht. Hij kan je argwanend aankijken en houdt afstand in een gesprek. Bij opname bleek meneer Wapenaar flink verwaarloosd. Meneer rook niet fris, zijn kleding was smoezelig en hij leek zich al enige tijd niet meer gewassen te hebben.
Leer de cliënt kennen
Bespreek de volgende stellingen: